Beleidsmaatregelen om de carbon footprint van de textielindustrie te verminderen, moeten ook gericht zijn op recycling en de aanvaarding dat recycling stoffen van mindere kwaliteit kan opleveren, zo heeft het Bureau of International Recycling te horen gekregen. Professor Stefan Schlichter van het International Centre for Sustainable Textiles in Augsburg, Duitsland, zette de problemen uiteen tijdens een vergadering van de textielafdeling van het Bureau IR op zijn congres in Amsterdam. Waar we nu zijn, is niet zo indrukwekkend”, zei hij, erop wijzend dat de vezel-tot-vezel recycling met 1% “zeer, zeer laag” is.
“De industrie heeft een grote ecologische voetafdruk”, voegde de professor eraan toe. 33% van het textiel gaat naar de verbranding of de stortplaats. In 1972 was 70% van het textiel afkomstig van hernieuwbare bronnen en 50 jaar later is dat 30%. Een verschuiving die bijkomende uitdagingen creëert voor duurzaamheid in het algemeen en recyclers in het bijzonder.
Een belangrijke uitdaging, zo werd de afgevaardigden verteld, is dat het recyclen van textiel een complexer proces is dan veel andere materialen zoals plastic. Beslissingen over de verwerking van materialen na gebruik moeten technische, economische en ecologische criteria in evenwicht brengen. Schlichter zei dat deze criteria bepalen of mechanische of chemische behandeling beter is. “Het probleem is niet dat er geen technologieën beschikbaar zijn; het probleem is dat het evenwicht tussen deze verschillende behoeften niet juist is. Hij vond het beoogde doel van “cradle-to-cradle” recycling “te streng”. “Je moet er rekening mee houden dat de recycling de kwaliteit kan verminderen, zodat het misschien beter is om een ander textiel te maken”, adviseerde hij. En we hoeven geen 100% recycling te hebben. Als we slechts 50% zouden halen, zou dat al veel veranderen.”
Ook werd gepleit voor een beter ontwerp dat recycling bevordert. “We hebben meer onderzoek nodig, betere terugnamesystemen, automatische sortering, optimalisering van mechanische recycling en ontwikkeling van chemische recycling tot op industriële schaal. We hebben waarschijnlijk 150-250 nieuwe recyclinginstallaties nodig in Europa tegen 2030. We hebben hulp van de overheid nodig, want de industrie kan het waarschijnlijk niet alleen.”
Tijdens de paneldiscussie die volgde, vroeg moderator Alan Wheeler van de Britse Textile Recycling Association zich af of circulariteit wel het meest gewenste resultaat is. “Is het beter om een artikel voor een paar maanden of jaren terug te recyclen in andere kleding of dat het wordt gerecycled tot iets als isolatie dat tientallen jaren meegaat?” Schlichter geloofde dat meer circulair denken van kledingmerken de loyaliteit zou bevorderen. ‘Als je als merk in een circulair model zit met terugname en teruglevering zit je in een heel andere relatie met je klanten en kun je gedurende de cyclus veel kosten besparen. Er zijn zeker economische kansen voor merken om over te stappen naar de circulaire economie, maar je moet wel anders denken.’
Gevraagd door EuRIC-secretaris-generaal Emmanuel Katrakis naar zijn top drie van maatregelen om circulariteit te stimuleren, antwoordde Schlichter:
Een beleidsimpuls zodat iedereen in de keten ‘in beweging komt’
Een verbod op overproductie – “er is 25% overproductie in de kledingindustrie”.
Uitgebreide producentenaansprakelijkheid – “het zal de mode-industrie betreffen”.