
Als Nederland de ambitie van honderd procent circulair in 2050 wil waarmaken, dan moet er fors worden geïnvesteerd. De structurele middelen nemen echter steeds verder in omvang af. Hoewel de transitie naar een circulaire economie niet alleen met geld is op te lossen, herkent demissionair staatssecretaris Steven van Weyenberg van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de spanning tussen de grote ambitie naar een circulaire economie in 2050 en de dalende budgetlijn.
Een blik op de begroting leert volgens de bewindsman dat er vrij veel incidentele financiële middelen zijn, maar dat de structurele middelen in omvang afnemen. Dit heeft hij laten weten in reactie op een vraag van D66-Kamerlid Kiki Hagen, tijdens het overleg met de vaste commissie van IenW over het begrotingsonderzoek van het ministerie. Hoewel Hagen alleen vroeg naar een duidelijk overzicht van de uitgaven aan de circulaire economie in verhouding tot de plannen uit het Rijksbrede uitvoeringsprogramma Circulaire Economie, proefde Van Weyenberg daar nog een vraag onder: zijn die middelen wel afdoende?
Volgens hem legt Hagen met die vraag de vinger op de zere plek. Bovendien laat hij weten zich een beetje zorgen te maken dat hij meer moet doen met minder. Voor het Rijksbrede Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie is op de begroting voor 2022 vijftien miljoen euro vrijgemaakt en voor 2023 en 2024 vijf miljoen euro. Om de ambitie van een honderd procent circulaire economie te bereiken, is een bredere beleidsintensivering noodzakelijk, denkt Van Weyenberg. Hoe dat precies wordt ingegeven, is misschien meer iets voor zijn opvolger, aldus de staatssecretaris.