
Afvalverwerkingsbedrijf HVC, actief in Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, verricht slechts 45 procent van zijn activiteiten voor haar aandeelhouders, terwijl tachtig procent is afgesproken. Dit blijkt uit een brief van AVR-Afvalverwerking, waarin zij constateert dat HVC niet voldoet aan het zogeheten merendeelcriterium en onder meer de gemeente Medemblik geen beroep kan doen op de ‘quasi inhouse uitzondering’.
AVR-Afvalverwerking laat weten dat zij niet erop uit is om buiten de concurrentie een opdracht voor de in HVC deelnemende aanbestedende diensten uit te voeren, maar zij wil aandeelhouders van HVC juist de mogelijkheid bieden te kiezen voor een verwerker die het beste bij hun past. De aandelen van HVC worden gehouden door een groot aantal gemeenten en waterschappen en in oorsprong was het de bedoeling dat HVC (vrijwel) uitsluitend zou werken voor die aandeelhouders.
Voor de vraag of en zo ja onder welke omstandigheden aandeelhouders van HVC (en andere publieke partijen) opdrachten mogen verstrekken aan van hen te onderscheiden entiteiten waarin publieke partijen samenwerken – zoals HVC – is met name de zogenoemde ‘quasi inhouse uitzondering’ uit de aanbestedingswet relevant. Deze uitzondering is vastgelegd in artikel 2.24b Aanbestedingswet.
Voor een rechtmatige opdrachtverlening binnen het Europeesrechtelijk kader van de quasi inhouse uitzondering is (onder meer) vereist dat HVC het merendeel van haar activiteiten voor haar aandeelhouders verricht. Alleen als aan die criteria wordt voldaan, is sprake van een aanvaardbare quasi-inbestedingssituatie, zodat zonder aanbesteding afspraken kunnen worden gemaakt. Nu blijkt dat uit openbaar beschikbare informatie HVC ook op de commerciële markt actief is – en ook moet zijn om de totale verwerkingscapaciteit efficiënt en kostendekkend te kunnen exploiteren – komen de commerciële afvalverwerkers waaronder AVR-Afvalverwerking, in opstand.
Jasper de Jong, commercieel directeur van AVR-Afvalverwerking schrijft in de brief: ‘Vooropgesteld moet worden dat een opdracht tot het inzamelen en/of verwerken van (huishoudelijk) afval aan een derde in beginsel Europees moet worden aanbesteed, in overeenstemming met de Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012). Dit is – voor zover relevant – anders, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.24b Aw 2012, die de quasi inbesteding regelt. Quasi inbesteden is mogelijk als (in dit geval) HVC het merendeel van haar activiteiten verricht (ten minste tachtig procent) voor haar publieke aandeelhouders.’
HVC schrijft in haar jaarverslag over 2020: ‘Onze afvalenergiecentrales (AEC’s) hebben een goed jaar gedraaid. Het aanbod van brandbaar bedrijfsafval was weliswaar lager dan geprognosticeerd, maar dat werd grotendeels gecompenseerd door een toegenomen aanbod aan huishoudelijk restafval. (…) Ook voor de komende jaren streeft HVC naar vollast van de AEC’s op basis van zoveel mogelijk Nederlands huishoudelijk en bedrijfsafval.’